FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

Veiligheid vaccinsprint

Voor- en nadelen vaccins afwegen (deel I)

gepubliceerd op donderdag 1 september 2011

Twijfels over de veiligheid van vaccins is vaak een argument om zich niet te laten vaccineren. Dit soort twijfels vereisen een genuanceerd antwoord: om een gemotiveerde toestemming te kunnen geven moet de patiënt op een adequate manier geïnformeerd en begeleid worden.

In dit artikel dat in twee delen verschijnt, bespreken we een aantal uitdagingen inzake de communicatie over vaccinatie en overlopen we de meest voorkomende vragen in verband met de veiligheid van vaccins. Cruciaal daarbij is om zich niet te beperken tot het belang van vaccinatie voor de bescherming van de individuele patiënt. Ook het belang voor de volksgezondheid van een veralgemeende vaccinatie of een vaccinatie van specifieke risicogroepen moet worden benadrukt.

Vaccinatie: slachtoffer van eigen succes ?

Veel infectieziekten die in het verleden endemisch waren en regelmatig epidemieën veroorzaakten, met alle gevolgen vandien op het vlak van morbiditeit en mortaliteit, zijn vandaag zo goed als verdwenen.

Denken we bijvoorbeeld maar aan difterie dat tot in de jaren ’60 endemisch was in ons land. Na de veralgemeende vaccinatie van zuigelingen in 1959, daalde de incidentie van 1.313 gevallen in 1959 naar 1.752 gevallen in tien jaar tussen 1960 en 1969 (waarvan 55 overlijdens). Sinds het begin van de jaren ’80 werd slechts één geval van difterie vastgesteld. De epidemieën die de voorbije jaren optraden in Rusland en Oekraïne tonen echter aan dat deze trend snel kan omslaan als de vaccinatiegraad daalt.
Ook polio was vroeger endemisch en een meederheid van de bevolking werd op jonge leeftijd geïnfecteerd. Door een betere hygiëne en een punctuele vaccinatie kwamen vanaf de jaren’50 alleen nog epidemische opstoten voor, waarbij oudere leeftijdsgroepen werden getroffen met ernstiger symptomen. Met de invoering van de veralgemeende vaccinatie en de vaccinatieplicht in 1967 is de incidentie van polio snel en spectaculair gedaald. Momenteel circuleert polio in ons land niet meer. Wel bestaat nog altijd het gevaar dat mensen die in het buitenland zijn besmet, lokale epidemieën kunnen veroorzaken bij groepen die zich bijvoorbeeld om religieuze of filosofische redenen niet laten vaccineren. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de jaren 1992-93 in Nederland.
Mazelen is een ander goed voorbeeld, zeker nu diverse Europese landen geplaagd worden door epidemische opstoten. Voor de introductie van het vaccin kreeg 95% van de kinderen mazelen voor de leeftijd van 15 jaar. Om de 2 à 3 jaar waren er epidemische opstoten. Vanaf het ogenblik dat de vaccinatie werd veralgemeend daalde de incidentie spectaculair van 823/100.000 in 1982 naar 73/100.000 in 1993 en 1,8/100.000 in 2009. Door de te lage vaccinatiegraad en de sterk verminderde circulatie van het wilde virus, zijn er echter bepaalde haarden van nietgevaccineerde groepen ontstaan. Zij liggen aan de basis van de herhaalde opstoten die de laatste jaren worden vastgesteld. Ook de leeftijd waarop men de mazelen krijgt, stijgt de laatste jaren. Dit jaar werden in België reeds 485 gevallen aangegeven (WIV cijfer op 1 augustus) (zie Epidemies in Europese landen (2011)).
Ter herinnering : een vaccinatiegraad van minimum 95% voor de twee dosissen MBR-vaccin moet worden bereikt om mazelen te kunnen uitroeien.

Omdat deze ziekten bijna niet meer voorkomen, kennen de meeste mensen de soms dramatische gevolgen van deze infectieziekten niet meer, waardoor de motivatie om zich te laten vaccineren vermindert.

Voor- en nadelen

Het zou fout zijn om zich daarbij te spiegelen aan de propaganda van de vele antivaccinatiegroepen, en zich als reactie daartegen op te werpen als een onvoorwaardelijk voorstander van vaccinatie. De beslissing om vaccinatie aan te bevelen moet altijd gebaseerd zijn op een zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen. Tal van elementen spelen mee in die afweging :
 Is de ziekte belangrijk genoeg om vaccinatie aan te raden: morbiditeit, mortaliteit, frequentie, transmissiewijze, risico, sociaal-economische gevolgen, enz. ?
 Is het wetenschappelijk aangetoond dat het vaccin efficiënt én veilig is ?
 Is de vaccinatie haalbaar: kostprijs (zowel voor de patiënt als voor de overheid), organisatie van de verdeling en toediening van de vaccins, culturele vooroordelen, enz. ?
Belangrijk is dat over al deze elementen klaar en duidelijk wordt gecommuniceerd zodat iedereen het belang van vaccinatie kan begrijpen, zowel ter bescherming van de individuele gezondheid van zichzelf of van zijn kinderen, als voor de volksgezondheid.

Men moet zich ook bewust zijn van de manier waarop mensen omgaan met risico’s. In 1999 schreef wijlen prof. R. Clara hierover een artikel in Vax Info n° 25 (p. 1-3), dat nog niets aan actualiteit heeft ingeboet:
 Risico’s waaraan we onszelf vrijwillig blootstellen, worden gemakkelijker aanvaard dan risico’s die ons worden opgedrongen.
 Risico’s die een gevolg zijn van een natuurlijke gebeurtenis worden gemakkelijker aanvaard dan risico’s die het gevolg zijn van een menselijke interventie.
 Veel ouders zijn alleen bereid om preventieve maatregelen te nemen als het risico op een ernstige ziekte voor 100% door vaccinatie kan vermeden worden.
 Sommige ouders weigeren vaccinatie omdat ze verkiezen om niets te doen in plaats van te handelen. Sommige ouders voelen zich namelijk schuldiger als hun kind iets overkomt of overlijdt door een beslissing die zij hebben genomen dan wanneer dat het gevolg is van een spontaan opgetreden ziekte.
 Sommige ouders rekenen erop dat hun kinderen voldoende beschermd worden doordat alle andere kinderen gevaccineerd zijn.
 Eerder dan op wetenschappelijke argumenten, baseren ouders hun beslissing om al dan niet te vaccineren vaak op persoonlijke, culturele of religieuze voorkeuren. De vaccinatiegraad wordt ook bepaald door opvoeding en sociaal-economische factoren.

In volgend nummer : Gevolgen voor de volksgezondheid - Informatie op het internet - Hoe praten met patiënten.

Immunologische overbelasting

Sommige ouders maken zich zorgen over het groot aantal vaccins dat hun baby’s moeten krijgen en vragen zich soms af of het immuunsysteem hierdoor niet overbelast wordt.
Er bestaat momenteel geen enkele aanduiding dat de vaccins die vandaag gebruikt worden om zuigelingen te vaccineren tot een overbelasting of verzwakking van het immuunsysteem leiden.
De antigenen aanwezig in de vaccins die vandaag gebruikt worden tegen 12 infectieziekten zijn bijna verwaarloosbaar in vergelijking met de honderden antigenen waaraan een kind tijdens de eerste levensmaanden wordt blootgesteld.
Het is ook belangrijk om aan te stippen dat de huidige vaccins veel minder antigenen bevatten dan oudere vaccins. Zo bevat het acellulaire kinkhoestvaccin 3 verschillende antigenen, tegenover meerdere duizenden in het vroegere whole cell vaccin.
Dat belet niet dat wetenschappelijke opvolging en evaluatie van de vaccinaties noodzakelijk blijft.

Griepvaccin en Guillain-Barré syndroom

Het griepvaccin van 1976 werd in verband gebracht met een verhoogde kans op het syndroom van Guillain Barré (iets minder dan 10 gevallen per miljoen gevaccineerde personen). Uit latere studies bleek er evenwel geen verhoogd risico te bestaan, en werden ook geen extra gevallen vastgesteld. Het eventuele risico van de griepvaccinatie is alleszins veel kleiner dan het risico van een ernstige griepinfectie en haar mogelijke complicaties.

(Zie ook: Syndroom van Guillain-Barré ». 2006. Vax Info n° 46 : 7-8.)

H1N1-vaccin en narcolepsie

Het Europees Geneesmiddelen-bureau (EMA) raadt beperkt gebruik van Pandemrix aan.

Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) onderzocht nieuwe gegevens uit Zweden en Finland met betrekking tot de mogelijke relatie tussen de toediening van het pandemische vaccin Pandemrix (tegen de H1N1 griep) en narcolepsie, geobserveerd bij kinderen en adolescenten tussen einde 2009 en begin 2010.
Narcolepsie is een zeldzame slaapstoornis waarbij een persoon plotseling en onbedwingbaar in slaap valt. De juiste oorzaak is onbekend, maar er wordt algemeen verondersteld dat het uitgelokt wordt door een combinatie van genetische en omgevingsfactoren.
Narcolepsie komt normaal voor in 1 per 100.000 personen per jaar.
EMA onderzocht alle beschikbare gegevens in verband met de mogelijke relatie tussen Pandemrix en narcolepsie : epidemiologische studies uit Zweden en Finland, data van geneesmiddelenbewakingssystemen in verschillende EU-landen, voorlopige gegevens van een epidemiologische studie over narcolepsie en pandemische vaccins van het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) in acht EU-lidstaten.
EMA bevestigt de goede kwaliteit van de studies in Finland en Zweden die een verband aantonen tussen narcolepsie en vaccinatie met Pandemrix bij kinderen en jongeren. Het risico op narcolepsie bij de gevaccineerden lag 6 à 13 keer hoger, wat neerkomt op ongeveer 3 à 7 extra gevallen per 100.000 gevaccineerden. In andere landen werd dit risico niet bevestigd, maar het kan ook niet uitgesloten worden.
EMA stipt aan dat een combinatie van genetische en omgevingsfactoren kunnen bijdragen tot het verhoogde risico.
Op basis van de beschikbare gegevens in juli 2011 besluit het EMA dat Pandemrix alleen mag gebruikt worden bij mensen jonger dan 20 jaar wanneer het klassieke trivalente vaccin tegen de seizoensgriep niet beschikbaar is en er toch een bescherming tegen het H1N1-virus nodig is (bv. Bij risicopatiënten op complicaties na een infectie).
De bijsluiter zal aangepast worden. EMA benadrukt dat geen maatregelen nodig zijn bij personen die reeds gevaccineerd werden met Pandemrix. Wel raadt het EMA aan dat personen (gevaccineerd of niet) die een onverklaarbare en overdreven slaperigheid overdag vertonen, hun arts raadplegen.

European Medicines Agency recommends restricting use of Pandemrix (21/07/2011) www.ema.europa.eu


Abonneer u op de nieuwsbrief