FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

Rabiesprint

HGR: Advies opvolging en preventie van rabiës

gepubliceerd op dinsdag 17 april 2018

De Hoge Gezondheidsraad heeft aanbevelingen gepubliceerd voor de opvolging van de incidentie van rabiës en inzake maatregelen om overdracht naar de mens te voorkomen.

De epidemiologie van rabiës bij de mens en bij dieren is goed bekend en wordt gevolgd door de bevoegde Belgische wetenschappelijke en gezondheidsinstellingen.

Epidemiologie

België is vrij van het klassieke rabiësvirus sinds 2001. De laatste ‘inheemse’ gevallen dateren van het eind van de jaren negentig (een vos in 1998, een rund in 1999). 
Sinds verschillende decennia is er in België geen enkel geval van rabiës bij de mens opgetekend. Het gevaar bestaat echter wel dat mensen het rabiësvirus tijdens reizen in endemische gebieden (Afrika, Azië enz.) oplopen.
In België worden er slechts uiterst zelden gevallen in de dierenpopulatie vastgesteld. De waargenomen klinische gevallen zijn uitsluitend toe te schrijven aan de illegale invoer van besmette dieren vanuit gebieden waar het rabiësvirus circuleert. De illegale invoer van dieren (die de ziekte mogelijk in incubatie hebben) uit endemische zones (voornamelijk Noord-Afrika) vormt het grootste risico. Daarom voert Spanje momenteel een proactieve strijd om de illegale invoer van dieren via ferry’s vanuit Marokko tegen te gaan (bv. door het inzetten van een hond die correct getraind en gespecialiseerd is in het opsporen van in voertuigen verstopte dieren).
Het FAVV heeft een reeks procedures en middelen ontwikkeld om dit risico te voorkomen; gevallen van verdachte invoer van honden of katten (o.a. ontbrekende of vervalste paspoorten, te vroeg uitgevoerde rabiësvaccinatie, onjuiste identificatie, enz.) moeten in elk geval worden gemeld aan het FAVV.
Het risico op rabiës als gevolg van de intensieve (en vaak frauduleuze) handel in pups uit bepaalde Oost-Europese landen is miniem omdat deze dieren meestal worden ‘geproduceerd’ en gefokt in een gesloten omgeving zonder contact met de buitenwereld, waardoor de kans om in aanraking te komen met dragers van het virus klein is.

Vleermuizen

In Europa komen er slechts heel zelden gevallen voor van overdracht van de vleermuizenvirussen EBLV-1 en EBLV-2 (European Bat Lyssavirus) naar andere soorten, de mens inbegrepen (een tiental gedocumenteerde gevallen in de afgelopen 30 of 40 jaar).
De Belgische vleermuizenpopulatie bestaat vooral uit dwergvleermuizen (90-95%) die geen reservoir zijn van EBLV. De laatvliegers, die potentieel dragers zijn van het EBLV-1, zijn verspreid over het hele land. Op basis van de twee recente gevallen van rabiës bij laatvliegers in de provincie Luxemburg in 2016 en in 2017 (Promed) is het niet mogelijk om in België conclusies te trekken over het voorkomen van EBLV-1 bij laatvliegers en Myotis vleermuizen en over het risico op humane besmetting via deze vleermuispopulaties. Wel staat vast dat EBLV-1 voorkomt bij Eptesicus serotinus vleermuizen in de provincie Luxemburg. Het is niet bekend dat het om een tijdelijk, stabiel of toenemend probleem gaat. Ook is niet bekend of de verspreiding van het virus beperkt is tot de provincie Luxemburg.
Voor het voortbestaan van de vleermuispopulaties is het belangrijk om het reële risico niet te overdrijven. De HGR raadt wel aan om een aan de Belgische situatie aangepaste informatie te verspreiden bij specifieke doelgroepen (instellingen voor natuurbescherming en -behoud, revalidatiecentra, verenigingen voor de bescherming van vleermuizen die evenementen zoals de Nacht van de vleermuis organiseren, enz.). Er moet een bewustmakingsboodschap zoals “raak geen vleermuizen of vleermuiskadavers aan” worden verspreid. Als het aanraken van een kadaver onvermijdelijk is (bv. voor de plaatselijke veiligheid) zijn aangepaste handschoenen (d.w.z. dik en sterk genoeg om ook te beschermen tegen vleermuisbeten) absoluut noodzakelijk. Om een beter inzicht te verwerven in de epidemiologische situatie in België is het wenselijk om snel contact op te nemen met de bevoegde overheden om het kadaver van de vleermuis aan het Nationaal Referentielaboratorium voor Rabiës (WIV) voor analyse te bezorgen.

Huisdieren

In de populatie van carnivore huisdieren in Europa zijn katten - gezien hun roofdiergedrag - gevoeliger voor een mogelijke EBLV besmetting tussen verschillende soorten dan honden (er werden 2 gevallen gemeld in Frankrijk).
In België gebeurt de vaccinatie van dieren tegen het rabiësvirus op vrijwillige basis en is die vaccinatie enkel verplicht als de dieren het Belgische grondgebied binnenkomen of verlaten. Aanraden om katten te vaccineren die regelmatig in contact kunnen komen met vleermuizen (Eptesicus serotinus inbegrepen) valt te overwegen. Men kan hierbij denken aan huiskatten van mensen die in de zolder van hun woning of aanpalende gebouwen een kolonie van laatvliegers huisvesten. Van de andere betrokken carnivore huisdieren mag ook de fret niet worden vergeten.
Om het eventuele besmettingsrisico met EBLV voor de mens zo veel mogelijk te beperken, is het nodig om een efficiënte, systematische manier te bepalen om de dierenartsen te informeren over de evolutie van de situatie en hen eventueel zelfs aan te raden − zelfs als dit momenteel niet meer verplicht is (ten zuiden van Samber en Maas) − carnivore huisdieren te vaccineren.

Preventieve maatregelen inzake transmissie naar de mens

De belangrijke punten in verband met preventie zijn: vaccinatie, communicatie en de strijd tegen de illegale invoer van dieren vanuit endemische zones naar rabiësvrije zones (waartoe België behoort).
• De HGR raadt vaccinatie aan van mensen die rechtstreeks en herhaaldelijk in contact komen met huisdieren of wilde dieren, onder andere: FAVV-inspecteurs, studenten diergeneeskunde, dierenartsen, boswachters, terreinactoren die werken voor organismen voor de bescherming van vleermuizen, enz.
• Het verdient aanbeveling om bijzonder blootgestelde reizigers (wandelaars, fietsers, speleologen, enz.) en personen die tijdens een lange periode in hoogrisicogebieden moeten verblijven (Afrika, Zuid-Azië, sommige streken in Zuid- en Centraal-Amerika, enz.), te vaccineren.
(HGR fiche 8818 " Vaccinatie tegen rabiës ", 2013)
• Iemand die ooit werd gevaccineerd en toevallig in aanraking komt met een mogelijk geïnfecteerd dier (beten, krabben, direct contact van slijmvliezen met lichaamsvocht (speeksel) van het dier) moet enkel twee rappelinjecties krijgen (boostereffect).
• De HGR raadt de bevoegde autoriteiten aan om de communicatie (bewustmakingsboodschappen) naar bepaalde specifieke groepen zoals de verantwoordelijken van dierenparken, speleologieclubs, jeugdbewegingen, arbeiders die in ondergrondse groeves werken, dakdekkers, opruimers van huizen, enz. op te drijven. Preventieve vaccinatie van deze groepen heeft geen nut.

Bron: Hoge Gezondheidsraad. Aanbevelingen voor de opvolging van de incidentie van rabiës en inzake maatregelen om overdracht op de mens te voorkomen. Brussel: HGR; 2018. Advies nr. 9432.


Abonneer u op de nieuwsbrief