FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

MBRprint

gepubliceerd op maandag 1 september 2008

Bestaat er een risico op idiopathische trombocytopenische purpura (ITP) na toediening van de tweede dosis van het MMR-vaccin ?

Stippen we op de eerste plaats aan dat het risico op ITP na toediening van het MMR-vaccin tien keer lager ligt dan het risico bij een natuurlijke infectie. Het risico is niet hoger bij de tweede vaccindosis.
Recent zijn twee kleine klinische studies gepubliceerd waarin een mogelijk verband tussen MMR-vaccinatie (tweede dosis in het tweede levensjaar) en een verhoogd risico op ITP wordt gesignaleerd. Bij de tweede dosis zou het risico 1 geval op 21.000 toegediende dosissen bedragen.
Gegevens van studies met meer patienten wijzen echter op een veel kleiner risico. Een recente studie (Kaizer Permanente USA) (1) met meer dan 1 miljoen kinderen die één dosis MMR-vaccin hadden gekregen, berekende het risico op ITP na toediening van de tweede dosis. 248 kinderen ouder dan 12 maanden beantwoordden aan de criteria. Bij de kinderen tussen 12 en 23 maanden bij wie ITP werd vastgesteld, waren er 20 die een tweede vaccindosis hadden gekregen en 48 die geen tweede dosis hadden ontvangen. De hoogste incidentie werd vastgesteld bij kinderen tussen 12 en 15 maanden. De auteurs besluiten dat het aantal gevallen van ITP met een mogelijk oorzakelijk verband met de vaccinatie, zeer klein was : het totale risico wordt geschat op 1 op 40.000 kinderen die een tweede dosis hadden gekregen. Een andere recente studie bij kinderen tussen 3 en 6 jaar in Engeland komt op 1 op 100.000 kinderen (2).
De ernst van ITP na vaccinatie is alles-zins beperkt en de klachten verdwijnen spontaan na 7 dagen.

Marc De Ridder

Referenties :
1. E. France et al. Pediatrics 2008, 121: 687
2. J Stowe et al. Arch Dis Child 2008, 93; 2: 182
3. A Schattner. Vaccine 2005, 23: 3876

Wanneer kan men besluiten dat koorts of huiduitslag een gevolg is van een vaccinatie met het MBR-vaccin ?

In verband met het optreden van koorts en/of huiduitslag na het toedienen van het MBR-vaccin, kunnen de gegevens uit de wetenschappelijke literatuur als volgt worden samengevat :
- Koorts: koorts boven 39,5°C wordt vastgesteld bij 5 tot 15% van de gevaccineerden na 7 tot 12 dagen, met een piek na 9 of 10 dagen. Deze koorts kan worden toegeschreven aan het afgezwakte levend mazelenvirus en houdt één à twee dagen aan. In zeldzame gevallen kan de koorts optreden in twee fasen, met een eerste piek op dag 9 of 10, te wijten aan het mazelenvirus, en uitzonderlijk een tweede piek tussen dag 15 en 24 te wijten aan het bofvirus.
- Huiduitslag: De huiduitslag treedt op bij 5 tot 10% van de gevaccineerden. Ze begint 7 tot 10 dagen na de vaccinatie. Ze is meestal weinig opvallend en duurt een tweetal dagen. Een veralgemeende huiduitslag is evenwel beschreven. Bij een primo- vaccinatie op 11 of 12 jaar worden dezelfde bijwerkingen geobserveerd, met tijdens de eerste maand na de vaccinatie ook anthralgieën en/of rash ten gevolge van het rubellavirus.

Prof. Jacques Senterre

Hoe lang moet men anticonceptie voorzien na vaccinatie tegen rubella ?

Om de vaccinatie tegen rubella te vergemakkelijken, heeft de afdeling vaccinaties van de Hoge Gezondheidsraad in januari 2004, na advies van de Algemene Geneesmiddeleninspectie, beslist om de termijn van anticonceptie terug te brengen tot 28 dagen.

De vaccinatie tegen rubella werd geïntroduceerd in de jaren zeventig. Sinds 1985 bestaat de veralgemeende vaccinatie met het trivalente vaccin tegen mazelen, bof en rubella (MBR) op twee jaar met een rappel op 12 jaar. Sindsdien is de incidentie van deze infecties gevoelig gedaald. De vaccinatiegraad die rond de 85% ligt op 2 jaar en nog lager op 15 jaar, blijft te laag. Om de circulatie van het wilde virus te vermijden moet een vaccinatiegraad van minstens 95% worden gehaald. Het gevolg is dat men een verschuiving ziet van deze ziekten naar latere leeftijden.
Zo blijkt 3 à 4% vrouwen op vruchtbare leeftijd niet beschermd te zijn tegen rubella waardoor ze de fœtus kunnen blootstellen aan het syndroom van congenitale rubella. Daarom wordt aangeraden dat vrouwen waarvan het antistoffengehalte niet opspoorbaar is of lager ligt dan wat als veilig wordt beschouwd (15 IE/ml), zich zouden laten (her)vaccineren met het trivalente MBR-vaccin op basis van levend afgezwakt virus (het monovalente rubellavaccin is niet langer beschikbaar in België).
Surveillancegegevens over de nevenwerkingen van dit vaccin wijzen uit dat tot nu toe geen enkel geval van congenitale rubella werd vastgesteld bij meer dan 500 kinderen van vrouwen die tijdens de zwangerschap werden gevaccineerd (USA : n = 321, Duitsland : n = 143, Zweden : n = 5 , UK : n=37).
Om elk risico te vermijden, werd tot nu toe aanbevolen om na de vaccinatie gedurende 12 weken anticonceptie te gebruiken. Gelet op de beschikbare surveillancegegevens hebben experten-comités in verschillende landen waaronder het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, deze aanbevolen termijn teruggebracht tot 4 weken.

Prof. Jacques Senterre

Bronnen :
1. Revised ACIP recommendations for avoiding pregnancy after receiving a rubella-containig vaccine MMWR 2001, 50:1117.
2. Reef SE, Frey TK, Theall et al. The changing epidemiology of rubella in the 1990s: on verge of elimination and new challenges for control and prevention. JAMA 2002;287:464-72.


Abonneer u op de nieuwsbrief