FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

HPV (humaan papillomavirus)print

Sociale ongelijkheid

gepubliceerd op woensdag 1 december 2010

Een georganiseerd vaccinatieprogramma tegen HPV vermindert de sociale ongelijkheid.

Volgens recente schattingen sterven in België jaarlijks meer dan 300 vrouwen aan de gevolgen van baarmoederhalskanker. Ongeveer 70 procent van de baarmoederhalskankers staat in verband met een voorafgaandelijke infectie met humaan papillomavirussen (HPV) van type 16 en/of 18.
Tegen deze virussen zijn vaccins ontwikkeld. Omdat de vaccinatie het meest doeltreffend is bij vrouwen die nog niet met HPV besmet zijn, wordt ze op jonge leeftijd - twaalf tot achtien jaar - aangeboden.

Tot voor kort gebeurde de HPV-vaccinatie in Vlaanderen niet op een georganiseerde manier, maar volledig op vrijwillige basis via de huisarts of de pediater. Meisjes met een minder gunstige sociale achtergrond werden daarbij minder ingeent dan meer fortuinlijke leeftijdsgenoten. Dat besluiten de onderzoekers van het Centrum voor Sociaal Beleid en het Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties van de Universiteit van Antwerpen, op basis van gegevens van het zieken-fonds CM.

In Vlaanderen ontving gemiddeld 55 procent van de 127.000 vrouwelijke CM-leden geboren tussen 1989 en 1996 minstens één dosis van het HPV-vaccin. Dit percentage is sterk toegenomen sinds november 2007, toen de ziekteverzekering een groot deel van de kostprijs begon terug te betalen.

De onderzoekers gingen na of de sociale achtergrond een invloed heeft op de vaccinatie. Slechts 34 procent van de meisjes met verhoogde tegemoetkoming heeft minstens één dosis van het vaccin terugbetaald gekregen. Bij meisjes zonder verhoogde tegemoetkoming ligt dit percentage gevoelig hoger, op 56 procent.

Ook de link met de screening voor baarmoederhalskanker is opvallend. Meisjes waarvan de moeder deelneemt aan screening tegen baarmoederhalskanker, hebben een beduidend grotere kans om gevaccineerd te worden tegen baarmoederhalskanker. Van de meisjes wiens moeder in de periode van drie jaar voor de start van de vaccinatie geen enkel uitstrijkje liet nemen, is 45 procent gestart met vaccinatie tegen HPV. Bij meisjes wiens moeder minstens één uitstrijkje liet nemen in dezelfde periode was dit 59 procent (gemeten tussen 2007 en 2009).

De conclusie van de onderzoekers is dan ook duidelijk: Wanneer baarmoederhalskankerscreening en baarmoederhalskankervaccinatie op initiatief van de vrouw moet gebeuren, speelt er duidelijk een sociale factor. Deze situatie roept vragen op vanuit sociaal rechtvaardigheidsoogpunt, maar heeft ook gevolgen voor de effectiviteit van de inspanningen.
Immers, hoewel net de sociaal zwakkere bevolkingsgroepen een hoger risico hebben op baarmoederhalskanker, worden ze in dit systeem niet bereikt via screening en vaccinatie. Indien een overheid beslist om baarmoederhalskankervaccinatie terug te betalen, is het dus essentieel dat de organisatie ervan op systematische wijze gebeurt, bijvoorbeeld via Centra voor Leerlingenbegeleiding of huisartsen/pediaters.


Abonneer u op de nieuwsbrief