Diverse onderwerpen
Vaccinatiebeleid: ethische aspecten van een verplichte vaccinatie
Ter gelegenheid van de Algemene Vergadering van de Hoge Gezondheidsraad op 18 mei 2016 presenteerde het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek een nieuw advies over de ethische aspecten van een verplichte vaccinatie.
Het Raadgevend Comité werd opgericht in 1996 en bestaat uit 35 effectieve leden met stemrecht en 8 leden met raadgevende stem. Men let bij de samenstelling op de evenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende ideologische en filosofische stromingen. Verder waakt men over een evenwichtig aantal mannen en vrouwen en een gelijk aantal Nederlands- en Franstaligen. Ten slotte is er een evenwicht tussen de leden uit wetenschappelijke en medische kringen enerzijds, en filosofische, juridische en menswetenschappelijke richtingen anderzijds.
Het Comité werkt onafhankelijk van de overheden die het hebben opgericht. Tot nu toe heeft het Comité 65 adviezen uitgebracht. Elk advies geeft de verschillende uiteengezette standpunten weer: er wordt niet gestemd en er is ook geen consensus nodig. Site.
Met dit advies antwoordt het Comité op een aantal vragen van de Hoge Gezondheidsraad van 12 maart 2012 i.v.m. de problematiek van (verplichte) vaccinatie:
- Is het ethisch aanvaardbaar dat de overheid bepaalde vaccinaties verplicht? Zo neen, waarom niet en in welke gevallen? Zo ja, waarom wel en in welke gevallen?
- Is het ethisch aanvaardbaar dat de overheid de toegang tot crèches weigert aan kinderen die niet gevaccineerd zijn? Zo neen, waarom niet en in welke gevallen? Zo ja, waarom wel en in welke gevallen?
- Is het ethisch aanvaardbaar dat een persoon weigert zich te laten vaccineren? Zo neen, waarom niet en in welke gevallen? Zo ja, waarom wel en in welke gevallen?
- Is het ethisch aanvaardbaar dat een ouder weigert zijn/haar kind te laten vaccineren? Zo neen, waarom niet en in welke gevallen? Zo ja, waarom wel en in welke gevallen?
Strijd tegen infectieziekten
In haar advies herinnert het Comité aan de acties die ertoe geleid hebben dat de sterftegraad ingevolge infectieziekten in de loop van de twintigste eeuw sterk is teruggedrongen.
Deze acties:
- waren gericht op de omgeving (bv. sanering, huisvesting, bevoorrading met drinkbaar water, afvalverwijdering)
- hebben de mens minder kwetsbaar gemaakt (betere voeding, arbeidsvoorwaarden, toegang tot de zorg)
- hebben de ziekteverwekkers kunnen neutraliseren door middel van preventieve maatregelen zoals vaccinaties en curatieve zoals antimicrobiële en antivirale behandelingen.
Het inenten tegen een bepaalde ziekte houdt in dat men een persoon die er nog niet door getroffen is, een stof of afgeleide stoffen van de verwekker van die ziekte onder een inactieve of verzwakte vorm toedient. Hierdoor wordt een afweerreactie van het lichaam uitgelokt (ook immuunrespons genoemd). De bedoeling is om het afweermechanisme te stimuleren en een immunologisch geheugen t.o.v. de ziekteverwekker te induceren zodat de persoon beschermd is wanneer hij/zij achteraf aan de ziekteverwekker blootgesteld wordt. De vaccinatie zal aldus voorkomen dat die persoon ziek wordt wanneer hij/zij in contact komt met de ziekteverwekker.
Het Comité stipt aan dat er vaccins bestaan om infectieziekten te voorkomen die te wijten zijn aan bacteriën of aan virussen. Het onderscheid is niet zonder belang want terwijl de meeste ziekten te wijten aan bacteriën met antibiotica verholpen kunnen worden, staan klassieke antibiotica machteloos tegenover virussen. Vandaag beschikt de geneeskunde weliswaar over een aantal antivirale middelen, maar er bestaat geen specifieke curatieve behandeling voor ziekten zoals poliomyelitis of mazelen, terwijl die ziekten ernstige complicaties kunnen teweegbrengen en zware gevolgen kunnen hebben.
Bovendien kunnen zowel antibacteriële als antivirale middelen ondoeltreffend worden vanwege de resistentie die deze micro-organismen ontwikkelen en vanwege de korte incubatietijd van bepaalde bacteriële infecties. Bovendien hebben ze risico’s op toxische nevenverschijnselen en kunnen ze pas gegeven kunnen worden als de ziekte reeds aanwezig is. Vaccinaties zijn dus zo belangrijk omdat ze een efficiënt preventief middel tegen een aantal ziekten kunnen vormen.
Vaccinatiestrategieën zijn gericht op het verwezenlijken van drie afzonderlijke doelstellingen:
- de vaccinatie van zoveel mogelijk individuen om de bescherming van elk individu tegen de ziekte te garanderen; het standaardvoorbeeld is de vaccinatiekalender die van toepassing is op jonge kinderen
- de selectieve vaccinatie die dient om mensen die aan bijzondere risico’s blootgesteld zijn of kwetsbare personen te beschermen
- de vaccinatie van bijna iedereen draagt bij tot de bescherming van iedereen, ook van de enkelingen die niet worden gevaccineerd, want zo’n grootschalig immuniteitskapitaal (de zgn. groepsimmuniteit) werpt een barrière op die de ziekteverwekker verhindert om zich te verspreiden.
De immunisatie van een bevolking is als het ware een “gemeengoed” dat:
- de bescherming van kwetsbare individuen verzekert, zij die niet gevaccineerd konden worden en zij die niet voldoende weerstand konden opbouwen (zeer jonge kinderen, bejaarden, zieken, mensen voor wie contra-indicaties bestaan om gevaccineerd te worden...);
- bijdraagt tot de vermindering van de maatschappelijke ongelijkheid: de circulatie van de ziekteverwekker wordt zodanig afgeremd dat de kans op besmetting voor een gevoelig individu dat geen toegang tot het vaccin had uiterst gering is;
- toelaat grotere uitgaven te vermijden die zouden moeten gebeuren in geval van het uitbreken van een epidemie.
Volgens het Comité wordt het succes van het vaccinatiebeleid in ons land bevestigd door de goede vaccinatiegraad, een grote acceptatie door de bevolking en het feit dat de impact van veel infectieziekten uit het collectieve geheugen verdwenen is.
Vaccinatiebeleid
Het fundamenteel doel van een vaccinatieprogramma moet erin bestaan om de voordelen van vaccins te maximaliseren bij het voorkomen van morbiditeit en mortaliteit in alle bevolkingsgroepen, en tegelijkertijd de potentiële risico’s van de vaccins te evalueren in functie van de positieve en negatieve effecten.
Wanneer de vaccinatie kadert in een volksgezondheidsbeleid dat de bescherming van de volledige bevolking of van sommige bijzonder kwetsbare groepen of groepen blootgesteld aan bepaalde ernstige ziekten beoogt, is het belangrijk dat via een aangepaste informatie gestreefd wordt naar de grootst mogelijke sensibilisering van die bevolking, aangezien het bereiken van het doel afhangt van een maximale vaccinatiedekking.
Het maatschappelijk nut van de vaccinatie is afhankelijk van de aard van de infectieziekte waarvan de voorkoming of het tegengaan van de verdere verspreiding wordt beoogd, van de beoogde doelgroepen, van de efficiëntie van het voorhanden zijnde vaccin evenals van het potentiële risico dat er mee verbonden is. Verder moet in aanmerking worden genomen of de vaccinatie een rechtstreeks preventief effect heeft voor de ingeënte persoon zelf, of voor deze persoon en zijn omgeving (bv. griepvaccinatie voor personen werkzaam in de gezondheidszorg) of meer algemeen met als doel de populatie-immuniteit (herd immunity), dus de immuniteit voor een bepaalde infectieziekte binnen de gehele populatie van bijvoorbeeld een land.
De aanvaardbaarheid van een interventie hangt af van de perceptie van het nut ervan, het begrip van de gegrondheid ervan en de individuele bereidheid om eraan deel te nemen. Maar individuele acceptatie is niet voldoende: de bereidheid moet ook steunen op aandacht voor de ander en op de gemeenschappelijke belangen van de maatschappij waarin we leven, kortom op solidariteit.
Het ingrijpen in de volksgezondheid door middel van vaccinaties is volgens het Comité gerechtvaardigd als het:
- passend is, d.w.z. wetenschappelijk gegrond,
- realiseerbaar is wat organisatie en middelen betreft,
- aanvaardbaar is: de aanvaardbaarheid van een interventie hangt af van de perceptie van het nut ervan, het begrip van de gegrondheid ervan en de individuele bereidheid om eraan deel te nemen. Maar individuele acceptatie is niet voldoende: de bereidheid moet ook steunen op aandacht voor de ander en op de gemeenschappelijke belangen van de maatschappij waarin we leven, kortom op solidariteit.
Context van de adviesvraag van de HGR
In België wordt het vaccinatiebeleid uitgewerkt door de Hoge Gezondheidsraad (HGR) die door Volksgezondheid belast werd met het verstrekken van aanbevelingen en adviezen over het gepaste vaccinatieschema en de gepaste vaccinatiekalender voor onze bevolking. De HGR stelt de aanbevolen vaccinatiekalender op.
Zo publiceert de Raad aanbevelingen over in totaal 16 ziekten. Alleen vaccinatie tegen poliomyelitis is in ons land verplicht, behoudens medische contra-indicatie.
De adviesvraag van de Hoge Gezondheidsraad moet gezien worden tegen de achtergrond van een aantal wetenschappelijke, sociaal-politieke en juridische overwegingen.
- Op wetenschappelijk vlak
- Opstoten van bepaalde infecties, die mede worden veroorzaakt door de grote mobiliteit van personen en goederen en door de weerstand tegen vaccinatie;
- mutaties en resistentie (vooral tegen antibiotica) van bepaalde ziekteverwekkers;
- de moeilijkheid om bepaalde doelstellingen te halen, bijvoorbeeld de eradicatie van polio;
- de moeilijkheid om bepaalde ongefundeerde geruchten met betrekking tot vaccinaties te weerleggen;
- de paternalistische houding van sommige medici of beleidsmensen die verwachten dat burgers hun beslissingen zonder tegenspraak aanvaarden;
- de sceptische houding van sommige beoefenaars van de gezondheidszorg ten aanzien van het stijgend aantal vaccins en de verschillende wijzen waarop ze worden aangeboden.
- Sociaal-politieke overwegingen
- twijfels over de legitimiteit van het vaccinatiebeleid;
- twijfels over de onafhankelijkheid van de instanties die adviseren of beslissen over het vaccinatiebeleid ten aanzien van de farmaceutische industrie;
- twijfels over het nut, de doeltreffendheid of de veiligheid van vaccins of van bepaalde bestanddelen (bv. adjuvantia);
- de wens om de individuele vrijheid ten allen prijze te vrijwaren;
- de weigering van vaccinatie om religieuze of filosofische redenen.
- Juridische overwegingen
- Het Comité gaat uitgebreid in op de juridische aspecten van een eventuele verplichte vaccinatie en van het recht van ouders om in de plaats van hun kinderen te beslissen.
Verplichte maatregelen dienen een wettelijke basis te hebben en kunnen niet worden overgelaten aan de uitvoerende macht. Zij moeten ook periodiek worden geëvalueerd aan de hand van de laatste wetenschappelijke epidemiologische gegevens, zodat zij correct blijven bijdragen tot de volksgezondheid. Wanneer het gaat om een verplichte of door de overheid aanbevolen maatregel verdient het aanbeveling dat de wetgever de vergoeding van schadelijke neveneffecten beter zou regelen. Wanneer de gemeenschap meent zich te moeten beschermen door middel van een vaccinatie is het vanuit rechtvaardigheids- en solidariteitsoverwegingen maar logisch dat zij ook de vergoeding op zich neemt wanneer één van haar leden schade lijdt ingevolge een ongewenst neveneffect.
- Het Comité gaat uitgebreid in op de juridische aspecten van een eventuele verplichte vaccinatie en van het recht van ouders om in de plaats van hun kinderen te beslissen.
Ethische beschouwingen
Bij de vraag naar een mogelijk verplichtend karakter van bepaalde vaccinaties in welbepaalde omstandigheden, moet volgens het Comité onder meer bekeken worden:-
- in welke mate het zelfbeschikkingsrecht van het individu en zijn/haar recht op fysieke integriteit moet wijken voor een verondersteld collectief belang;
- hierbij mag de problematiek van minderjarigen, in het bijzonder van jonge kinderen, niet uit het oog worden verloren. Voor hen nemen hun ouders in principe de beslissingen inzake het toedienen van vaccinaties;
- in geval van een door de overheid ondersteund vaccinatieprogramma is het essentieel dat zij borg staat voor een eerlijke en duidelijke informatie, waarbij voorlichting wordt gegeven over het nut van een bepaalde vaccinatie en de mogelijke negatieve consequenties ervan. Wanneer de overheid een vaccinatie verplicht of sterk aanbeveelt, zou zij ook moeten instaan voor de vergoeding van schade ingevolge eventuele nevenwerkingen.
In het domein van de volksgezondheid en de preventieve geneeskunde zijn er verschillende graden van directiviteit mogelijk die de keuzevrijheid van het individu in meerdere of in mindere mate beperken.
In dat verband kan worden verwezen naar de interventieladder van de Nuffield Council on Bioethics.
- Vaccinatie verplicht: de regelgeving maakt keuze compleet onmogelijk.
De ervaring wijst evenwel uit dat verplichte vaccinatieprogramma’s niet altijd effectiever zijn dan vrijwillige: zo stelt men vast dat sommige van de hoogste dekkingsgraden in Europa worden bereikt door vrijwillige vaccinatieprogramma’s. Een wettelijke verplichting kan bij een deel van de bevolking ook leiden tot wantrouwen of een vijandige houding tegenover de overheid.
Toch kan in bijzondere omstandigheden een verplichting ethisch verantwoord zijn, indien dit de enige mogelijkheid blijkt te zijn om het algemeen belang of het belang van kwetsbare personen te vrijwaren. Zo kan verplichte vaccinatie van gezondheidswerkers tegen ernstige ziekten beargumenteerd worden vanuit J. S. Mills schadebeginsel en de bescherming van de gemeenschap, aangezien zij anders hun patiënten dreigen te besmetten. Een belangrijke overweging hierbij is ook het belang van hun rol in de aanpak van een eventuele epidemie. - Beperk de keuze: de regelgeving beperkt de keuzemogelijkheden van mensen.
- Stuur de keuze door negatieve prikkel: financiële drempels of andere negatieve prikkels ontraden mensen bepaalde keuzes te maken.
Het niet toelaten van niet-gevaccineerde kinderen in een bepaalde kribbe of een bepaalde school, kan beschouwd worden als een negatieve incentive. De keuze om zijn kind niet te vaccineren heeft dan belangrijke praktische consequenties. - Stuur de keuze door positieve prikkel: financiële of andere positieve prikkels moedigen mensen aan bepaalde keuzes te maken, bijvoorbeeld het gratis ter beschikking stellen van vaccins.
- Stuur de keuze door wijziging van de standaard (defaultoptie): maak van de betere/gezondere keuze de defaultoptie. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer een vaccin als het ware automatisch wordt toegediend (alleen niet bij actieve weigering).
- Maak de keuze mogelijk: help mensen hun gedrag te veranderen;
- Geef informatie: informeer mensen en voed ze op;
- Doe niets of monitor de bestaande situatie.
De keuzemogelijkheden voor vaccinatie waarin de interventieladder van de Nuffield Council on Bio-ethicus voorziet, variëren tussen de verplichte vaccinatie, over de optionele vaccinatie met incentives, en het volledig vrijlaten van de betrokkenen om zich al dan niet te laten vaccineren, zonder deze keuze trachten te beïnvloeden.
In het advies bespreekt het Comité diverse argumenten.
Voorstanders van volledig vrijwillige vaccinatie hechten meestal groot belang aan individuele autonomie en geïnformeerde toestemming (men mag individuen niet dwingen een risico te lopen, hoe gering ook). Men mag echter niet uit het oog verliezen dat individuele beslissingen over het zich al dan niet laten vaccineren in volksgezondheidscontext ook gevolgen hebben voor de hele bevolking. Infectieziekten hebben een belangrijke impact op de morbiditeit en de mortaliteit in de wereld. Naast andere elementen is de vaccinatie een belangrijk hulpmiddel bij de voorkoming van deze infectieziekten.
De westerse democratieën hechten belang aan het respecteren van de fysieke integriteit van de persoon. Dit wordt verwoord in de informed consent-voorwaarde. Het hiervoor vermelde principe is evenwel niet absoluut. In welbepaalde gevallen kan het noodzakelijk zijn om een inenting verplichtend te maken om een dreigend risico op een ernstige ziekte te voorkomen.
Meer directieve vaccinatieprogramma’s die verder gaan dan informeren en aanmoedigen kunnen ethisch verantwoord zijn op basis van het verminderen van het risico of de schade voor anderen of van het beschermen van de gezondheid van kinderen of andere kwetsbare personen.
Hierbij zal steeds een geval per geval-aanpak nodig zijn, waarbij de volgende factoren in rekening moeten worden genomen: de afweging van het risico verbonden aan de vaccinatie in vergelijking met het risico verbonden aan het doormaken van de ziekte zelf; de ernst van het gevaar van de ziekte voor de bevolking.
Het Nuffield Councilrapport identificeert alvast twee gevallen waarin verplichte vaccinatie kan aangewezen zijn: voor ernstige, zeer besmettelijke ziekten, bv. pokken; bij ernstige ziekten die op het punt staan uitgeroeid te worden (bv. polio).
Een moeilijkere kwestie vormen ziekten, waartegen de vaccinatie idealiter de hele bevolking zou moeten bestrijken om groepsimmuniteit te bereiken, maar waarbij de ziekte geen significante dreiging uitmaakt voor een deel van de gevaccineerden, die dan ook geen substantieel voordeel hebben bij de vaccinatie. Voorbeelden hier zijn de vaccinatie van jongens tegen rubella of het humaan papillomavirus (HPV) en van meisjes tegen de bof. Wanneer in deze gevallen iedereen louter zou uitgaan van zijn of haar eigenbelang, zou de preventie weinig of geen kans van slagen hebben.
Het Nuffield Councilrapport besluit dat het ethisch gerechtvaardigd is individuen aan te moedigen deel te nemen aan vaccinatieprogramma’s wanneer er geen of slechts een gering persoonlijk voordeel aan verbonden is, maar een significant voordeel voor anderen.
Het rapport vraagt ten slotte speciale aandacht voor kinderen, die immers geen geïnformeerde toestemming kunnen geven. Slechts een klein aantal kinderen mag om medische redenen geen vaccinatie krijgen. Voor alle andere kinderen zullen de ouders in hun plaats beslissen of ze al dan niet gevaccineerd worden. Men mag ervan uitgaan dat zij zich bij hun beslissing zullen laten leiden door de belangen van het kind (best interest considerations). Wanneer zij dit niet doen, mag de overheid in uitzonderlijke gevallen ingrijpen om de gezondheid van de kinderen te verzekeren.
Besluiten en aanbevelingen
Vraag 1: Is het ethisch aanvaardbaar dat de overheid bepaalde vaccinaties verplicht?
Het op peil houden van de vaccinatiegraad van de bevolking ten gunste van de volksgezondheid, is een kerntaak van de overheid. De overheid beschikt over verschillende middelen om deze opdracht te vervullen. In de eerste plaats is ze verantwoordelijk voor een goede organisatie van het vaccinatiebeleid (bereikbaarheid, betaalbaarheid, registratie,...). Ook kan de overheid initiatieven nemen of ondersteunen die de bevolking aanzetten om zich te laten vaccineren. De vaccinatiecijfers in ons land tonen aan dat met deze strategie zeer goede resultaten worden bekomen (althans bij kinderen), en dat een uitbreiding van de wettelijke verplichting daarom niet noodzakelijk en niet opportuun is. De vaccinatiegraad is niet veel lager voor een aantal sterk aanbevolen vaccinaties dan voor de wettelijk verplichte poliovaccinatie.
De leden van het Raadgevend Comité zijn echter van oordeel dat de overheid wel degelijk een verplichting tot vaccinatie zou kunnen opleggen indien hiervoor ernstige redenen zouden zijn. Deze zouden kunnen zijn: een achteruitgang van de dekkingsgraad door vrijwillige vaccinatie in bepaalde subgroepen van de bevolking, of reële aanduidingen voor een ernstige epidemie.
Wanneer de overheid het initiatief neemt om een vaccinatie sterk aan te bevelen of zelfs te verplichten, dan moet ze wel voorzien in een correcte schadeloosstelling voor de zeer zeldzame situaties waarin deze vaccinatie leidt tot ernstige ongewenste effecten.Vraag 2: Is het ethisch aanvaardbaar dat de overheid de toegang tot crèches weigert aan kinderen die niet gevaccineerd zijn?
De leden van het Raadgevend Comité menen dat het motiveren en stimuleren om zich te laten vaccineren de voorkeur moet krijgen boven de sanctie van weigering van toegang tot de crèche.
Wanneer er zich echter een probleem van volksgezondheid dreigt te stellen, bv. ingevolge een te lage dekkingsgraad tegen een ernstige ziekte waartegen een effectieve bescherming door vaccinatie mogelijk is, is het volgens de leden van het Raadgevend Comité ethisch aanvaardbaar dat de overheid deze vaccinatie oplegt als voorwaarde om toegang te krijgen tot crèches, aangezien het genieten van de voordelen van de vaccinatie (veilige kinderopvang) afhankelijk kan gemaakt worden van de bereidheid actief te participeren aan de instandhouding van dit systeem.Vraag 3: Is het ethisch aanvaardbaar dat een persoon weigert zich te laten vaccineren?
Alles hangt af van het vaccin, de ziekte en de omstandigheden.
Eén van de doelen van vaccinatie is het beschermen van de persoon zelf tegen een bepaalde ziekte. In onze maatschappij heeft elke persoon de autonomie om voor zichzelf de afweging te maken of en in welke mate hij/zij van preventieve medische interventies gebruik wil maken. De vrijheid om zich niet te laten vaccineren is ethisch verdedigbaar, en deze vrijheid wordt bovendien wettelijk verankerd door de Wet Patiëntenrechten. Zo staat het iedere volwassene vrij zich al dan niet tegen bijvoorbeeld tetanus te laten inenten. De gevolgen van zich niet te laten vaccineren zullen immers louter door betrokkene zelf gedragen worden.
Toch wordt deze vrijheid in specifieke omstandigheden wettelijk beperkt. Voor sommige reizen is vaccinatie tegen gele koorts verplicht, en bepaalde arbeidscontracten vereisen een vaccinatie tegen hepatitis B. De weigering om zich te laten vaccineren is dan wel ethisch te verdedigen, maar zal leiden tot ongewenste praktische gevolgen (niet kunnen reizen, of een bepaalde job niet kunnen uitoefenen).
Een andere doelstelling van vaccinatie is de bescherming van anderen (waaronder zieke medeburgers, patiënten, de hele gemeenschap). Het bijdragen aan deze doelstelling is vanuit ethisch standpunt zeer belangrijk.
De overheid kan na zorgvuldige overweging vaccinatie verplichten tegen ernstige, zeer besmettelijke ziekten waartegen de vaccinatie een effectieve bescherming biedt zoals bv. polio (zie het antwoord op de eerste vraag). Het opvolgen van deze verplichting lijkt de leden van het Raadgevend Comité niet enkel een juridisch afdwingbare plicht van elke burger maar ook een ethische plicht ter bescherming van de medeburgers, die zelfs bestaat zonder wettelijke verplichting.
Eenzelfde redenering kan gevolgd worden voor niet-verplichte vaccinaties die tot doel hebben anderen te beschermen. Zo is het voor de leden van het Raadgevend Comité moeilijk te begrijpen en roept het ethisch vragen op dat slechts een beperkt deel van de artsen en verpleegkundigen werkzaam in ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen zich jaarlijks laat vaccineren tegen de griep.Vraag 4: Is het ethisch aanvaardbaar dat een ouder weigert zijn/haar kind te laten vaccineren?
Ook hier hangt alles af van het vaccin, de ziekte en de omstandigheden.
Het is ethisch onaanvaardbaar dat een ouder zijn/haar kind een vaccin ontzegt dat effectief is tegen een ernstige en vermijdbare ziekte als poliomyelitis of tetanus. Het is daarentegen ethisch aanvaardbaar de vaccinatie van zijn/haar kind te weigeren wanneer de balans van de risico’s vaccinatie/ziekte wetenschappelijk niet doorslaggevend is.
Ouders moeten hun beslissingen steeds nemen in het belang van het kind, en het is wettelijk en ethisch niet acceptabel dat ze beslissingen nemen die manifest in het nadeel zijn van hun kind.
Wanneer het gaat om de bescherming van anderen kan verwezen worden naar het antwoord op de derde vraag hierboven.
Referentie:
– Advies nr. 64 van 14 december 2015 van het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek betreffende de ethische aspecten van de vaccinatieverplichting
U kunt het advies downloaden op: http://www.health.belgium.be/nl/advies-nr-64-vaccinatieverplichting
– Public health : ethical issues. http://nuffieldbioethics.org/project/public-health/
Artikelen
Vaccinatiebeleid: ethische aspecten van een verplichte vaccinatie
Vaccine hesitancy: Hoe adequaat reageren?
Rappelvaccinatie voor kinderen tussen 5 - 6 jaar in de Federatie Wallonië-Brussel
Vaccinatiegraad van zuigelingen in Wallonië
De site van het ’Valentijnsymposium’
Artikelen over hetzelfde themaZoeken
Abonneer u op de nieuwsbrief