FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

Meningokokkenprint

Advies Hoge Gezondheidsraad

gepubliceerd op maandag 4 december 2017

De Hoge Gezondheidsraad heeft in april 2017 een advies uitgebracht over vaccinatie tegen meningokokken groep B (MenB). De HGR is van oordeel dat er momenteel onvoldoende argumenten zijn om het vaccin routinematig aan te bevelen voor zuigelingen en adolescenten. Op het vlak van individuele bescherming kan het vaccin aan elke persoon vanaf de leeftijd van 2 maanden worden toegediend. De HGR beveelt de vaccinatie wel aan voor personen met een risico op een invasieve meningokokkeninfectie, ongeacht hun leeftijd.

De meningokok, Neisseria meningitidis, koloniseert bij de mens de neus-keelholte. Het dragerschap is meestal asymptomatisch en schommelt tussen de 10 en 40 procent. De overdracht gebeurt via speekseldruppels bij nauwe contacten ofwel “kissing contacts”.
Er worden twee incidentiepieken waargenomen, bij kinderen jonger dan 1 jaar en bij adolescenten. Terwijl de incidentie van de ziekte het hoogst is bij jonge kinderen, is de prevalentie van dragerschap in deze groep laag (< 5%), maar hoger bij adolescenten en jonge volwassenen, met pieken tot 20 à 30 procent in deze leeftijdsgroepen.
Het dragerschap, het overdrachtspercentage en de incidentiepiek hangen samen met verschillende sociale en gedragsfactoren (leven in gemeenschap, uitgaan, intieme contacten, delen van dranken, slaapgebrek en roken). Epidemieën komen voor op drukke plaatsen (crèches, scholen, hogescholen, universiteiten, kazernes) of bij massa-evenementen.
Als een groepsimmuniteit (herd immunity) kan worden bereikt, zou dit betekenen dat het vaccineren van adolescenten een beschermingsstrategie voor de rest van de populatie zou kunnen inhouden (met inbegrip van jonge kinderen), want adolescenten maken een groot deel uit van het reservoir.

Invasieve meningokokkeninfecties

Invasieve meningokokkeninfecties kunnen door verschillende serogroepen (hoofdzakelijk A, B, C, W135, X en Y) veroorzaakt worden.
In België is serogroep B altijd de meest voorkomende serogroep geweest, met uitzondering van een piek van serogroep C in 2001.
In 2016 werden er 108 gevallen van meningitis en septicemie geregistreerd, waarvan 63,9 procent door MenB.

De epidemiologische evolutie van MenB valt moeilijk te voorspellen, hoewel de incidentie sinds 2004 voortdurend daalt (min 60 procent voor de periode 2003-2015).

Kinderen jonger dan 5 jaar en adolescenten (15-19 jaar) vertegenwoordigen in 2016 respectievelijk 27,8 procent en 13,9 procent van alle gevallen van MenB-infecties. De incidentie per leeftijdsgroep is het hoogst bij zuigelingen jonger dan een jaar en bereikt een piek op 5 maanden, waarna de incidentie daalt tot de leeftijd van 8 tot 10 jaar en een tweede piek optreedt in de adolescentie. Bij volwassenen is de incidentie laag.

Invasieve meningokokkeninfecties zijn hoofdzakelijk meningitis (50 %) en bacteriëmie (35- 40 %). De meest ernstige vorm is purpura fulminans (purpura, shock, diffuse intravasale stolling, ischemie en necrose) die in enkele uren tot de dood kan leiden.
Het percentage restletsels bij overlevenden kan 11 tot 19 procent bereiken (doofheid, neurologisch restletsel, amputatie van sommige ledematen, concentratiestoornissen, leermoeilijkheden).
Het sterftecijfer voor meningokokkeninfecties bedraagt ongeveer 10 tot 15 procent. Het sterftecijfer gerelateerd aan serogroep B ligt lager en wordt geraamd op 7,4 procent in Europa en tussen 3 en 10 procent in de wereld.


Figuur 1: Verdeling volgens serogroep en leeftijdsgroep (2015) (Bron: WIV/ISP)

Figuur 2: Incidentie van serogroep B-gevallen per leeftijdsjaar, 2009-2010 (KCE, 2014 )

Ondanks de relatief lage incidentie wordt meningokokkenziekte beschouwd als een prioriteit op het vlak van volksgezondheid omwille van de mortaliteit, de ernst en het epidemisch potentieel van de infectie. IMD is ook een bron van publieke bezorgdheid, aangezien jonge kinderen kunnen overlijden en clusters van meningokokkenziekte in bijvoorbeeld scholen en kinderdagverblijven grote angst veroorzaken.

MenB-vaccin

Tot voor kort was er geen enkel vaccin tegen MenB beschikbaar. Het eerste geregistreerde vaccin tegen MenB (Bexsero®), C4MenB, is ontwikkeld volgens de methode van reverse vaccinology en bevat 4 eiwitantigenen met een variabele expressie op het oppervlak van MenB.
Gezien de zeer lage incidentie kon er geen enkele gerandomiseerde gecontroleerde studie worden uitgevoerd en zijn er dus geen effectiviteitsgegevens beschikbaar.
Uit studies is wel gebleken dat het vaccin C4MenB sterk immunogeen is (bepaald door de bactericide activiteit van het serum) bij zowel zuigelingen als adolescenten. Maar naargelang het type antigeen wordt er een relatief groot verlies van de bactericide activiteit van het serum waargenomen. Bij zuigelingen wordt in alle studies een uitstekende respons waargenomen na de toediening van een booster, ongeacht het schema van primovaccinatie of de boosterleeftijd (vanaf 12 maanden).
Voor de vaccin-naïeve kinderen gevaccineerd op 12 maanden is de respons op één dosis minder groot dan die verkregen na de booster bij zuigelingen die de primovaccinatie gekregen hadden (anamnestisch-effect). Het schema 1 dosis op 12 maanden gaat gepaard met een belangrijke daling van de bactericide activiteit op 40 maanden.
Deze gegevens verklaren waarom een schema van twee dosissen (tussentijd van minstens 2 maanden) moet worden toegepast in het geval van primovaccinatie vanaf 12 maanden.
Voor de vaccin-naïeve kinderen gevaccineerd op 12 maanden volgens een schema van 2 dosissen, wordt 12 maanden na de 2de dosis voor 3 antigenen (niet voor NadA) een afname van de bactericide activiteit waargenomen. Als het vaccin samen met MMRV wordt gegeven, is er een grotere afname ten opzichte van fHbp. Dit stelt een gelijktijdige toediening met het MMRV in vraag, in het geval van een primovaccinatie vanaf de leeftijd van 12 maanden.
Het aantal Belgische gevallen dat door C4MenB voorkomen kan worden, is onbekend. Het aandeel stammen dat minstens een van de vier C4MenB-antigenen tot expressie brengt en het aantal antigenen dat tot expressie wordt gebracht, kan met de technologie beschikbaar in België niet bepaald worden.
Het Verenigd Koninkrijk is tot nu toe het enige land waar het vaccin Bexsero® in de vaccinatiekalender voor zuigelingen is opgenomen (schema 2+1, op 8 en 6 weken en 1 jaar). De eerste gegevens over de werkzaamheid zijn hoopgevend, met een vaccineffectiviteit van 82,9 procent tegen alle MenB-types voor een schema met 2 dosissen. De effectiviteit bedraagt slechts 22 procent na de 1ste dosis. De studie rapporteert een daling van 50 procent van het aantal gevallen in de cohorte ten opzichte van de prevaccinale periode.
Een tweede vaccin (Trumenba ®) is recent geregistreerd bij het EMA voor de preventie van invasieve MenB-infecties bij personen van 10 tot 40 jaar. Tot op heden zijn er namelijk alleen in deze leeftijdsgroep immunogeniciteitsstudies beschikbaar.

Aanbevelingen

1 - De HGR is van oordeel dat er momenteel onvoldoende argumenten zijn op zowel epidemiologisch vlak als wat betreft de impact van het vaccin om het vaccin routinematig aan te bevelen voor zuigelingen.
Gezien de bemoedigende gegevens op het gebied van werkzaamheid uit het Verenigd Koninkrijk met het schema 2+1 en gezien de onvoorspelbare epidemiologische wijzigingen, zal de HGR regelmatig zijn standpunt herbekijken op basis van de epidemiologische gegevens voor België en de beschikbare gegevens over de vaccineffectiviteit.

2 - Om dezelfde redenen en gezien het ontbreken van gegevens over het dragerschap (indirecte bescherming), beveelt de HGR evenmin de systematische vaccinatie van adolescenten aan.
Ook op dit punt zal de HGR zijn standpunt herbekijken in functie van de epidemiologische gegevens en de beschikbare gegevens over de werkzaamheid en het dragerschap en zodra het vaccin Trumenba® beschikbaar zal zijn.

3 - Op het vlak van individuele bescherming is de HGR van oordeel dat het vaccin aan elke persoon kan worden toegediend vanaf de leeftijd van 2 maanden om hem/haar tegen invasieve MenB-infecties te beschermen.
Hiertoe beveelt de HGR aan om bij voorkeur kinderen en adolescenten te vaccineren die tot de twee leeftijdsgroepen met de hoogste incidentie behoren (0 tot 5 jaar en 15 tot 19 jaar).

  • Wat betreft de vaccinatie van zuigelingen is het belangrijk om:
    • de ouders in te lichten over de bijwerkingen (koorts, prikkelbaarheid, lokale pijn en erytheem);
    • de systematische toediening van paracetamol te overwegen in het geval van primovaccinatie voor de leeftijd van één jaar samen met andere routinevaccins;
    • de voorkeur te geven aan het schema 2-4-6 maanden;
    • te vermijden dat de toediening van het C4MenB-vaccin de dekkingsgraad van de routinevaccins doet afnemen.

Indien het vaccin gelijktijdig met de routinevaccins op 8 en 16 weken (hexavalent, geconjugeerd pneumokokken en rotavirusvaccin) wordt toegediend, wordt aangeraden profylactisch paracetamol te geven (1ste dosis paracetamol van 15 mg/kg tijdens de toediening van het vaccin, gevolgd door 2 dosissen met een tussentijd van 4 tot 6 uur) of alleen op 6 maanden met een booster tussen 12 en 15 maanden.

Indien twee vaccins op dezelfde plaats worden toegediend (anterolaterale deel van de dij), moet een afstand van 2,5 cm in acht worden genomen.
Indien de ouders toediening op een apart tijdstip wensen om drie gelijktijdige injecties te vermijden, wordt bij voorkeur de eerste dosis Bexsero® een week na de routinevaccins toegediend om zo vlug mogelijk de eerste dosis te kunnen geven. In dit geval kan Bexsero® op 9 weken worden toegediend, de volgende dosissen tussen 13 en 15 weken en op 6 maanden, met eveneens een booster tussen 12 en 15 maanden.

  • Wat betreft de vaccinatie van adolescenten wordt aanbevolen het vaccin apart toe te dienen, aangezien er geen gegevens over een gelijktijdige toediening zijn.

4 - De HGR beveelt de vaccinatie met C4MenB aan voor personen met een risico op een invasieve meningokokkeninfectie, ongeacht hun leeftijd (maar er zijn geen gegevens over personen ouder dan 50 jaar), om hun bescherming tegen invasieve MenB-infecties te verhogen.
Het betreft volgende risicogroepen:

  • personen met een anatomische of functionele asplenie (met inbegrip van sikkelcelziekte);
  • patiënten met een aangeboren of verworven (waaronder een behandeling met Eculizumab) complementdeficiëntie;
  • patiënten met een humoraal immuniteitstekort.
    Bij deze patiënten wordt het vaccin bij voorkeur apart toegediend.

Vaccinatieschema voor individuele bescherming

Het vaccin Bexsero® moet intramusculair (IM) worden toegediend in een dosis van 0,5 ml.

Vaccinatieschema
Leeftijdsgroep (1ste dosis)PrimovaccinationInterval tussen dosissenBooster
2 - 5 maanden 3 dosissen min 1 maand 12 - 15 maanden
6 - 11 maanden 2 dosissen min 2 maanden Tijdens 2de levensjaar één dosis minstens 2 maanden na de laatste dosis van de 1ste vaccinatiereeks
12 - 23 maanden 2 dosissen min 2 maanden één dosis minstens 12 tot 23 maanden na de primovaccinatie
2 - 5 jaar 2 dosissen min 2 maanden
Adolescenten (11 - 19 jaar) 2 dosissen min 1 maand

Gelijktijdige toediening

Bij zuigelingen kan Bexsero® samen met volgende vaccins worden toegediend: difterie, tetanus, kinkhoest (acellulaire pertussis), Haemophilus type b, hepatitis B, geïnactiveerde polio, pneumokokken, mazelen, rodehond, bof en waterpokken.
Er zijn geen gegevens over de gelijktijdige toediening met andere vaccins.
De immunogeniciteit of de reactogeniciteit zou niet beïnvloed worden door het C4MenB-vaccin gelijktijdig toe te dienen met het rotavirusvaccin (Rotarix® of Rotateq®). In het Verenigd Koninkrijk wordt het C4MenB-vaccin gelijktijdig toegediend met de eerste dosis van het rotavirusvaccin op de leeftijd van 2 maanden.
In het geval van een gelijktijdige toediening met bovenvermelde vaccins, wordt wel een hogere frequentie van bijwerkingen waargenomen (zoals koorts, prikkelbaarheid, plaatselijke gevoeligheid). Deze bijwerkingen kunnen voorkomen worden door de profylactische toediening van paracetamol zonder de respons op de antigenen van het C4MenB-vaccin noch die op de antigenen van de routinevaccins (hexavalent en pneumokokken) te beïnvloeden.
Bij personen met een verhoogd risico op een meningokokkeninfectie wordt het vaccin bij voorkeur apart toegediend.
Er zijn geen gegevens over de gelijktijdige toediening bij adolescenten van Bexsero®met andere vaccins.

Contra-indicaties en voorzorgen

Het vaccin is gecontra-indiceerd bij personen met een allergie voor een van de componenten van het vaccin.
Er zijn geen gegevens bij zwangere of lacterende vrouwen, bij zuigelingen onder de 2 maanden, bij volwassenen ouder dan 50 jaar en bij patiënten met chronische pathologieën.
Het vaccin is immunogeen gebleken bij individuen met complementdeficiëntie of asplenie (lopende klinische studies).
Het vaccin is gecontra-indiceerd tijdens een acute infectie-episode.

Bijwerkingen

Bij zuigelingen (<2 jaar) zijn de meest voorkomende bijwerkingen: erytheem, gevoeligheid op de injectieplaats, prikkelbaarheid en koorts. De lokale en systemische (koorts) reacties zijn heviger wanneer het vaccin samen met routinevaccins wordt toegediend.
De profylactische toediening van paracetamol op het ogenblik van de vaccinatie, gevolgd door 2 dosissen met een tussentijd van 4-6 u, maakt het mogelijk om de incidentie van koorts en lokale reacties in de 7 dagen na de vaccinatie te doen afnemen.
De bijwerkingen die soms voorkomen (1/100 tot 1/1000) zijn: convulsies, eczeem, netelroos (urticaria), koorts (>40 °C) en zelden (1/1000 tot 1/10 000) de ziekte van Kawasaki.
Bij adolescenten zijn de voornaamste bijwerkingen: hoofdpijn (42 % vs. 27 % placebo), spierpijn (myalgie), gevoel van onwelzijn (malaise) (51 % vs. 30 %), pijn op de injectieplaats, maar niet meer koorts dan na placebo.


Bron
Hoge Gezondheidsraad Vaccinatie van kinderen, adolescenten en personen met verhoogd risico tegen meningokokken van groep B (HGR 9125). 2017
https://www.health.belgium.be/sites/default/files/uploads/fields/fpshealth_theme_file/hgr_advies_9125_meningokokken.pdf
.


Abonneer u op de nieuwsbrief