Van 2006 tot 2016 werden kinderen van 6 tot 24 maanden geobserveerd in een cohortonderzoek. Antilichaammetingen met betrekking tot difterie-tetanus-acellulaire pertussis (DTaP), geïnactiveerde polio (IPV), Haemophilus influenzae type b (Hib) en pneumokokken (PCV) vaccins werden uitgevoerd. In totaal werden 560 kinderen vergeleken (342 met en 218 zonder antibiotica). Door vaccins geïnduceerde antilichaamspiegels tegen verschillende DTaP- en PCV-antigenen waren lager bij kinderen die antibiotica kregen. Voor elke antibioticakuur die het kind kreeg, waren de prebooster-antilichaamniveaus tegen DTaP-antigenen verminderd met 5,8%, Hib met 6,8%, IPV met 11,3% en PCV met 10,4% en postbooster-antilichaamniveaus tegen DTaP-antigenen werden verminderd met 18,1%, Hib met 21,3%, IPV met 18,9% en PCV met 12,2%. Volgens de auteurs kan dit een gevolg zijn van de veranderde samenstelling en diversiteit van het darmmicrobioom bij antibioticagebruik.

Bron:
• Chapman TJ, Pkam M, Bajorski P et al. Antibiotic Use and Vaccine Antibody Levels. Pediatrics. 2022. 149 (5): e2021052061.
https://doi.org/10.1542/peds.2021-052061

• Ramilo O & Mejias A. Antibiotics and Immunizations: A Complex Interaction. Pediatrics. 2022. 149 (5): e2021055610.
https://doi.org/10.1542/peds.2021-055610