FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

Veiligheid vaccinsprint

Voor- en nadelen vaccins afwegen (II)

gepubliceerd op donderdag 1 december 2011

Twijfels over de veiligheid van vaccins is een van de motieven die vaak wordt ingeroepen door mensen die aarzelen om zich te laten vaccineren. Die twijfels vergen een genuanceerd antwoord: een geïnformeerde toestemmingvereist evenwichtige informatie en zelfs een pedagogische aanpak.

In dit artikel, waarvan het eerste deel in Vaxinfo nr. 60 verscheen, gaan we verder met onze bespreking van enkele actuele kwesties inzake communicatie over vaccinatie en van veel voorkomende vragen over de veiligheid van vaccins.

Internet

Wat informatie over gezondheid betreft is het internet een zegen én een vloek. Het internet is een belangrijke bron van gezondheidsinformatie: uit verschillende studies blijkt dat 50 tot 80% van de bevolking het internet raadpleegt voor gezondheidsinformatie. Zelfs ervaren surfers, die de informatie met de nodige terughoudendheid bekijken, kunnen beïnvloed worden wanneer ze steeds dezelfde boodschappen krijgen. Uit gedragswetenschappelijk onderzoek blijkt dat informatie ons gedrag ook onbewust kan beïnvloeden.
Wat vaccinaties betreft is er reden tot bezorgdheid. Een Amerikaanse studie uit 2009 waarbij op Google zoektermen zoals ‘vaccination’, ‘vaccines’ en ‘immunization or immunisation’ werden gebruikt, is in dat verband revelerend: 21 van de 30 eerste sites waren sites over vaccinatie, waarvan 5 duidelijk tegen vaccinatie gericht waren. Bij eenzelfde studie in Canada waren er bij de eerste 30 sites 8 antivaccinatiesites.
Hoe minder precies de zoekterm is, hoe groter de kans dat men op een antivaccinatiewebsite terecht komt. Dat betekent eigenlijk dat mensen die minder goed geïnformeerd zijn en een meer generieke zoekterm gebruiken, meer kans hebben om op die sites terecht te komen.
Op die sites wordt vaccinatie in verband gebracht met tal van aandoeningen waarvan de preciese oorzaak niet gekend is, zoals autisme, multiple sclerose, wiegendood enz. Argumenten die altijd terugkomen zijn een verzwakking, uitputting of overbelasting van het immuunsysteem door vaccinatie of het gebruik van gecombineerde vaccins, dat vaccinatie slechts tijdelijk of helemaal niet beschermt, dat vaccins schadelijke stoffen bevatten of ziek kunnen maken. Meestal worden daarbij andere, zogenaamd veiliger en meer efficiënte methoden aangeraden, zoals homeopathie.
De antivaccinatiesites blijken goed met elkaar gelinkt te zijn, waardoor men gemakkelijk van de ene site op de andere terechtkomt. Vaak maken ze ook gebruik van emotionele argumenten en beelden van kinderen die het slachtoffer zijn geworden van een of andere vermeende vaccinale bijwerking, getuigenissen van ouders, fora waarop soms pijnlijke persoonlijke verhalen worden uitgewisseld, enz. Meestal wor-den deze verhalen gepubliceerd zonder enige nuance of wetenschappelijke duiding.
Sociale media zoals Facebook en Twitter vergroten nog de impact van dit soort verhalen. Ter illustratie: een antivaccinatieprofiel op Facebook in Nieuw-Zeeland telde in april 2011 bijna 14.000 leden.
De preciese impact van dit soort sites is moeilijk in te schatten. Een recente studie [1] probeerde die impact te meten en kwam tot de vaststelling dat het raadplegen van antivaccinatiewebsites leidde tot een overschatting van de nadelen en een onderschatting van de voordelen van vaccinatie. Deze veranderingen waren ook 5 maanden later nog te merken.

Hoe uw patiënt informeren ?

Alhoewel een grote meerderheid van de bevolking positief staat tegenover vaccinatie, bestaan er toch vele vragen, zo bleek uit een Franse enquête (Baromètre Santé 2005 -INPES). 43% van de ondervraagden zegt weliswaar ‘groot voorstander’ te zijn van vaccinatie en 47% ‘eerder voorstander’ te zijn. Maar er is ook een zekere ongerustheid:
 10% van de respondenten verwerpt het argument dat ‘vaccins getest zijn om risico’s uit te sluiten’ en 17% dat een ‘gevaarlijk vaccin de klinische tests niet zou doorstaan’ ;
 38% is ervan overtuigd dat ‘men door vaccinatie een ernstige vorm van de ziekte kan krijgen waartegen men zich laat vaccineren’;
 55% zegt ‘ongerust te zijn wanneer ze een nieuw vaccin krijgen, zelfs als dit uitvoerig getest werd’.

Het is nodig om aan uw patiënten uit te leggen waarom vaccins belangrijk zijn voor henzelf én voor de volksgezondheid in het algemeen, maar ook om hun eventuele ongerustheid ernstig te nemen [2]. Wat weten ze over vaccinatie? Waarom aarzelen ze of wat baart hen zorgen? Neem die vragen ernstig en probeer ze zo precies mogelijk te beantwoorden, bijvoorbeeld door de mogelijke gevolgen van de ziekte te vergelijken met de mogelijke bijwerkingen van vaccinatie [3].
Door het verdwijnen van allerlei infectieziekten, kennen ze de mogelijke risico’s en gevolgen niet meer, of zien ze de voordelen van vaccinatie onvoldoende in. Het kan dan zinvol zijn om daarover meer uitleg te geven. Omgekeerd wegen de mogelijke bijwerkingen van vaccinaties misschien sterker door.

De juiste boodschap

Het is fout om de voordelen van vaccinatie te overdrijven en de nadelen te minimaliseren om de patiënt te overtuigen. Niet alleen riskeert men dat de patiënt u niet meer gelooft (als hij/zij bv. via het internet meer informatie opzoekt), het kan ook een omgekeerd effect hebben en de weerstand nog vergroten. Recent onderzoek [4] toont bijvoorbeeld aan dat patiënten minder gemotiveerd zijn om zich te laten vaccineren tegen mazelen als men hen schrik probeert aan te jagen met alle mogelijke gevolgen van de mazelen, dan wanneer men een positieve boodschap brengt die de voordelen van het vaccin benadrukt.
Het zit hem vaak in de nuance. Mensen kregen in deze studie volgende tekst voorgelegd, met twee varianten: ‘specific vaccines can indeed produce ilness-like symptoms ; however, the complete illness will never appear’ of ‘will appear extremely rarely’. De eerste versie bleek paradoxaal genoeg tot grotere weerstand en schrik voor de negatieve effecten te leiden dan de tweede, meer genuanceerde versie.

Voor uw patiënten:

Op de website van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid kan u patiënteninformatie over vaccinatie downloaden. www.zorg-en-gezondheid.be/vaccinaties/

Klinische proeven en postmarketing surveillance

Tijdens de klinische tests wordt, naast de werking ook de veiligheid van het vaccin onderzocht. Eerst worden de vaccins getest op beperkte groepen van volwassen vrijwilligers. Pas wanneer de veiligheid kan gegarandeerd worden, wordt het kandidaat-vaccin onderworpen aan grootschalige gerandomiseerde en placebo-gecontroleerde klinische tests.
Op die manier kan men de werking van het vaccin testen en de frequentie van ongewenste nevenwerkingen meten. De vergelijking met een controlegroep is essentieel om een onderscheid te kunnen maken tussen bijwerkingen die veroorzaakt worden door het vaccin en eventuele effecten die spontaan kunnen optreden in bepaalde bevolkingsgroepen. De registratie van het vaccin is gebaseerd op deze klinische evaluaties. Door het relatief beperkt aantal proefpersonen – meestal enkele duizenden tot tienduizenden – is het niet altijd mogelijk om in deze fase zeldzame of uitzonderlijke effecten op het spoor te komen. Daarom is ook de postmarketing surveillance belangrijk eens de vaccins op de markt zijn, om eventuele zeldzame nevenwerkingen, of nevenwerkingen die slechts in specifieke subgroepen optreden die in de eerdere klinische tests ondervertegenwoordigd waren, te kunnen detecteren. De bestaande surveillance-systemen hebben in het verleden hun doeltreffendheid bewezen. Enerzijds door effectief bepaalde problemen te hebben opgespoord en, anderzijds, door bepaalde vermeende problemen te hebben ontkracht.
Het Europees Geneesmiddelena-gentschap (EMA) heeft een Europees netwerk van farmaco-epidemiologie en farmaco-vigilantie (ENCePP) opgezet dat de kwaliteit van de postmaketing studies moet garanderen op het vlak van onafhankelijkheid, transparantie, methodologie en wetenschappelijke kwaliteit (www.encepp.eu).

Toediening van levende vaccins tijdens de zwangerschap

Als algemene regel geldt dat vaccinatie met levende vaccins tijdens de zwangerschap moet vermeden worden, en dat in de eerste maand na vaccinatie met een levend vaccin een effectieve anticonceptie-methode moet gebruikt worden.
Voor andere vaccins bestaat er geen enkel risico, en sommige vaccins worden zelfs aangeraden voor zwangeren (zoals griep en kinkhoest), ook al wordt dit niet vermeld in de bijsluiter. Meestal wordt aangeraden om te vaccineren tijdens het 2de of 3de trimester, maar er is geen tegenindicatie om te vaccineren tijdens het 1ste trimester.
Alhoewel toediening van een levend vaccin tijdens de zwangerschap principieel wordt afgeraden, is er geen reden tot ongerustheid wanneer een zwangere vrouw accidenteel wordt gevaccineerd met een levend vaccin, bijvoorbeeld omdat de zwangerschap nog niet bekend was op het ogenblik van de vaccinatie.
Wat het MBR-vaccin betreft zijn er tot nu toe nooit gevallen beschreven van congenitale rubella. Zwangerschapsonderbreking is dus zeker niet geïndiceerd.
Idem voor het varicella-vaccin: tot nu toe werden geen gevallen van congenitale varicella of andere congenitale mis-vormingen beschreven bij vrouwen die tijdens hun zwangerschap of in de 3 maanden voor de zwangerschap werden gevaccineerd.
Ook voor het vaccin tegen gele koorts zijn nooit neveneffecten vastgesteld bij vrouwen die gevaccineerd werden voor de 6de zwangerschapsmaand.
Ook hier is er dus geen reden tot ongerustheid.Ook werd nooit transmissie van het levend afgezwakt vaccin aan verwanten van de zwangere vrouw aangetoond na vaccinatie met de vaccins tegen MBR, varicella of gele koorts.

(Zie ook « Zwangerschap: vaccinatie van zwangeren? Vax Info n° 54 p. 3-5).

Vaccins en Multiple Sclerose

Het vaccin tegen hepatitis B werd in het verleden in verband gebracht met multiple sclerose en andere auto-immuunziekten.
Epidemiologisch onderzoek heeft tot nu toe dergelijk verband niet kunnen aantonen. Het aantal gevallen van MS na vaccinatie tegen hepatitis B blijkt niet hoger te liggen dan wat kan verwacht worden in een niet-gevaccineerde populatie.

(Zie ook Vax Info n° 52 (2008) : 7-8).

Vaccins en type 1 diabetes

Er is nooit een verband aangetoond tussen diabetes type 1 en vaccinatie tegen tetanus, kinkhoest, rubella, bof en tuberculose. Ook uit de surveillancegegevens van de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) blijkt geen verhoogd risico op diabetes type 1 na vaccinatie tegen kinkhoest (zowel met het whole cell als met het acellulaire vaccin), MBR, hepatitis B en varicella. Ook voor het vaccin tegen Hib blijkt er geen verhoogd risico te bestaan [5].
Omgekeerd toonde een Zweedse studie aan dat diabetes type 1 frequenter voorkomt bij kinderen die niet gevaccineerd zijn tegen de mazelen dan bij kinderen die wel gevaccineerd zijn.

Onschadelijkheid van thiomersal

Belangrijk om weten is dat vaccins in ons land geen thiomersal bevatten.
Thiomersal is een bewaarmiddel op basis van ethylkwik dat vroeger werd gebruikt om besmetting van vaccins door bacteriën of schimmels te voorkomen.
In 1999 signaleerde de Amerikaanse FDA dat kinderen die meerdere vaccins kregen het risico liepen om te worden blootgesteld aan te hoge dosissen kwik. Uit studies bleek evenwel dat de kwikconcentraties in het bloed alleszins ver beneden de veiligheidsdrempel lagen. Recente studies konden geen schadelijke gevolgen van thiomersal in vaccins aantonen [6].

(Zie ook: Kwikhoudende vaccins zijn veilig voor zuigelingenVax Info n°35 (2003) : 6-7)

Anderen referenties : [7] [8] [9]

[1C. Betsch et al. The Influence of vaccine-critical websites on perceiving vaccination risks. J Health Psychol 2010 ; 15 : 446-55.

[2Burgmeijer R & Hoppenbrouwers K (ed), Handboek Vaccinaties, Theorie en uitvoeringspraktijk, Van Gorcum 2011

[3P. Gache et al. L’entretien motivationnel : quelques repères théoriques et quelques exercices pratiques. Revue Médicale Suisse n° 80. http://revue.medhyg.ch/article.php3?sid=31657

[4C. Betsch. Innovations in communication : the internet and the psychology of vaccination decisions. Eurosurveillance, vol 16, issue 17, 28 april 2011. www.eurosurveillance.org

[5Sanford R Kimmel. Vaccine Adverse Events : Separeting Myth from Reality. Am Fam Physician 2002 ; 66:2113-20.

[6Vaccine studies : examine the evidence. Updated november 2010. American Academy of Pediatrics.

[7Smith M ans Woods C. On-time Vaccine Receipt in The First Year Does Not Adversely Affect Neuropsychological Outcomes. Pediatrics. 2010 ; 6 : 1134-1141.

[8Global Advisory Committee on Vaccine Safety. www.who.int/vaccine_safety

[9Centers for Disease Control and Prevention. www.cdc.gov/vaccinesafety/index/html


Abonneer u op de nieuwsbrief