FR | NL
Home | Over Vax Info | Links | Contacteer ons

Kinkhoestprint

Het belang van de vaccinatie

gepubliceerd op zondag 1 mei 2011

Recent zijn in België opnieuw enkele ernstige gevallen van pertussis bij zuigelingen vastgesteld, waarvan minstens twee met dodelijke afloop. Dit onderstreept het belang van vaccinatie, ook van volwassenen die de ziekte kunnen overdragen op zuigelingen. Bovendien is het zeer belangrijk dat artsen pertussis tijdig herkennen om de nodige maatregelen te kunnen nemen. Bij ongevaccineerde zuigelingen jonger dan 6 maanden is dit moeilijk omdat de typische paroxysmale hoestbuien ontbreken. Het klinisch beeld bestaat hier vooral uit recidiverende episoden van apnoe, cyanose en bradycardie, die fataal kunnen zijn.

Kinkhoest (Pertussis) is een zeer besmettelijke ziekte van de luchtwegen die wordt veroorzaakt door Bordetella pertussis. De bacterie verspreidt zich via inhalatie van druppels en mogelijk via de handen.
Kinkhoest is besmettelijk gedurende de eerste 3-4 weken van de ziekte.
Noch vaccinatie, noch een infectie levert blijvende immuniteit op. Studies wijzen op een vermindering en zelfs het verdwijnen van de immuniteit 5 tot 12 jaar na de laatste kinkhoestvaccinatie. De immuniteit verworven na een doorgemaakte kinkhoestinfectie is evenmin levenslang (minder dan 20 jaar). Pasgeborenen van moeders die kinkhoest doormaakten of werden gevaccineerd in hun jeugd zijn daarom niet beschermd.
Bij volwassenen verloopt de infectie vaak atypisch. Volwassenen kunnen kinkhoest ongemerkt overdragen op een kwetsbare baby.
In bijna de helft van de gevallen van kinkhoest bij baby’s zijn de ouders de bron van infectie. Bij kinderen kan kinkhoest ernstig en soms dodelijk zijn. Niet-gevaccineerde en gedeeltelijk gevaccineerde baby’s lopen het hoogste risico op complicaties, op een ziekenhuisopname en zelfs op overlijden. Hoe jonger het kind des te ernstiger zijn vaak de complicaties. Meer dan 94% van alle sterfgevallen door kinkhoest in Europa betreft baby’s jonger dan 12 maanden.

Epidemiologie

In 2007 bedroeg de incidentie in België 2,98 gerapporteerde gevallen per 100.000 inwoners voor alle leeftijden. Bijna de helft (42%) waren baby’s van minder dan 1 jaar, in de leeftijdsgroep 1-4 jaar bedroeg de incidentie 11% en tussen 5-14 jaar 19%.

Het aantal bevestigde gevallen door het referentielaboratorium (UZ-Brussel) in 2009 is gedaald: na de piek van 2007 (jaar waarin het hoogste aantal gevallen bevestigd werd sinds 1990) daalde het aantal bevestigde gevallen, dat nu iets lager is dan het aantal gevallen in 2006.
Deze daling kan waarschijnlijk verklaard worden door de introductie van de PCR-techniek in perifere laboratoria waarvan sommige geen deel uitmaken van het netwerk van peillaboratoria.
De incidentie in 2009 voor België is slechts 1,45 gevallen per 100.000 inwoners, wat aan de lage kant is in vergelijking met de cijfers gerapporteerd door andere Europese landen in het kader van het EUVAC netwerk. De laatste jaren wordt immers in verschillende landen een stijging van het aantal kinkhoestgevallen vastgesteld in alle leeftijdsgroepen, en worden ook geregeld uitbraken gesignaleerd. De toename is het grootst bij jongeren en volwassenen. De reden van deze toename is nog niet duidelijk.

Diagnose

Het is zeer belangrijk dat de ziekte tijdig wordt herkend om adequaat te kunnen optreden.
Er zijn meerdere virussen en bacteriën die een op kinkhoest gelijkend ziektebeeld kunnen veroorzaken. Pertussis kan optreden samen met een RSV-infectie, wat mogelijk het klinisch verloop verergert.
De diagnose is grotendeels gebaseerd op de kliniek, wat bij atypische gevallen echter moeilijk is. Het klinisch beeld is onder meer afhankelijk van de leeftijd en de vaccinatiestatus (zie verder).
De diagnose wordt best bevestigd door een cultuur en een PCR op nasofaryngale secreties (nasofaryngeaal staal met Dacron wisser of nasofaryngeale aspiratie). Serologie wordt in België niet standaard gebruikt.

Klassieke kinkhoest

Wordt vooral gezien bij ongevaccineerde kinderen (6 maanden tot 5 jaar) in landen met een onvoldoende vaccinatiegraad en verloopt in 3 stadia :

  • Catarraal stadium (1-2 weken) :
    Ziektebeeld lijkt op een gewone verkoudheid met niezen, lichte koorts en algemene malaise. Er ontstaat progressief een droge prikkelhoest.
  • Paroxysmaal stadium (2 weken of langer)
     hevige hoestbuien die kunnen uitgelokt worden door eten en ’s nachts vaak erger zijn. Ze kunnen gevolgd worden door een karakteristieke gierende inhalatie. Tussen de hoestbuien ziet de patient er vaak niet ziek uit;
     de hoestbuien gaan gepaard met opgeven van heldere, taaie slijmen en met ademhalingsproblemen en cyanose;
     de hoestbuien kunnen gevolgd worden door braken en uitputting.
  • Reconvalescentie stadium (meerdere weken)
    Geleidelijk verdwijnen de hoestbuien en ontstaat een losse hoest.

Aspecifieke presentaties van kink-hoest

Dit is de reden dat het ziektebeeld vaak niet of laat herkend wordt. Deze presentaties komen vooral voor in landen met een hoge vaccinatiegraad.

  • Bij kinderen jonger dan 6 maanden:
    De typische hoestbuien en gierende inhalatie ontbreken meestal. Het ziektebeeld bestaat uit :
     recidiverende apneuaanvallen, cyanose
     voedingsproblemen, braken, dehydratie.
    Dit kan leiden tot plotse dood.
  • Gevaccineerde personen (zowel kinderen als volwassenen) 2-10 jaar na vaccinatie :
    Ook hier is het ziektebeeld niet altijd duidelijk. Meestal zijn er weinig opvallende symptomen. Een lang aanhoudende, intense hoest (langer dan 21 dagen) is vaak het enige symptoom.

Behandeling

Kinkhoest wordt behandeld met antibiotica, met name neomacroliden (azithromycine of claritromycine). Bij zwangerschap of lactatie wordt erythromycine voorgeschreven.
De behandeling heeft vooral tot doel om de besmettelijke periode en het verspreiden van de infectie in te korten. De invloed van antibioticabehandeling op de ziekteduur en de ernst van de aandoening is onduidelijk. Toediening van macroliden tijdens het catarraal stadium kan mogelijk een gunstig effect hebben op het beloop van de ziekte.
Antibiotica helpen niet tegen de hoest-aanvallen. Ook hoestsiropen hebben geen effect.
Omwille van de ademhalingsmoeilijkheden zal ziekenhuisopname noodzakelijk zijn, vooral bij zuigelingen.

Verspreiding voorkomen

Elk geval van kinkhoest moet zo snel mogelijk gemeld worden aan de dienst Infectiebestrijding van de afdeling Toezicht Volksgezondheid. Contactonderzoek is aangewezen in de omgeving van een niet- of onvolledig gevaccineerde zuigeling of in de omgeving van andere personen met een verhoogd risico op een ernstig verloop van kinkhoest (o.m. jonge kinderen en ouderen). Dit contactonderzoek wordt gecoördineerd door de dienst Infectiebestrijding.

  • Kinderen die mogelijk kinkhoest hebben, blijven best thuis van school of crêche tot ze 5 dagen adequate antibioticatherapie gekregen hebben. Indien ze geen antibiotica behandeling krijgen, moeten ze 21 dagen thuisblijven, te tellen vanaf het optreden van de symptomen.
  • Bij verdenking van kinkhoest moet elk contact met niet- of onvolledig gevaccineerde kinderen jonger dan één jaar vermeden worden tot er minstens 5 dagen adequate behandeling met antibiotica werd ingesteld.
  • Onvolledig gevaccineerde kinderen moeten tot 21 dagen na het laatste contact met het geïnfecteerde kind in het oog gehouden worden met aandacht voor de ontwikkeling van respiratoire symptomen.
  • Indien kinkhoest wordt vastgesteld in de school, wordt volledige vaccinatie of inhaalvaccinatie aangeboden aan niet- of onvolledig gevaccineerde leerlingen en nauwe contacten van het zieke kind.

Chemoprofylaxe

De arts kan een preventieve antibioticakuur voorschrijven voor nauwe gezinscontacten van een patiënt waarbij de diagnose bevestigd is door laboratoriumonderzoek of wanneer er in het gezin een niet- of onvolledig gevaccineerde zuigeling aanwezig is. Deze preventieve antibioticakuur wordt aanbevolen bij :
 alle nauwe contacten die niet of onvolledig gevaccineerd zijn.
 nauwe contacten, ongeacht de vaccinatiestatus, als er in het gezin een niet- of onvolledig gevaccineerd kind jonger dan 1 jaar, een kind met een verhoogd risico op complicaties of een zwangere vrouw in de laatste drie weken van de zwangerschap, aanwezig is.
Het aanbevolen chemoprofylaxe-schema :

  • Azithromycine:
     volwassenen: 1 x 500 mg/d gedurende 3 dagen
     kinderen (0 tot 12 jaar): 10 mg/kg/d gedurende 3 dagen
  • Claritromycine :
     volwassenen: 2 x 500 mg/d gedurende 7 dagen,
     kinderen (6maanden tot 12 jaar): 2 x 7.5 mg/kg/d gedurende 7 dagen
  • Erythromycine :
     Volwassenen (ook zwangere vrouwen): 4 x 500 mg/d, gedurende 7 dagen
     kinderen (0 tot 12 jaar): 4 x 10 mg/kg/d gedurende 7 dagen.

Zowel voor zeer jonge kinderen als voor zwangeren zijn er meest gegevens bekend met erythromycine en minst met claritromycine.

Wie moet zich laten vaccineren ?

De Hoge Gezondheidsraad adviseert vaccinatie van volgende personen :

  • Zuigelingen
    In België worden alle zuigelingen ingeënt tegen kinkhoest op de leeftijd van 8, 12, 16 weken en op 15 maanden. Daarvoor wordt een hexavalent vaccin gebruikt dat bescherming biedt tegen 6 infectieziekten: poliomyelitis, difterie, tetanus, pertussis, Haemophilus influenzae type b en hepatitis B. Wegens de ernst van kinkhoest bij zuigelingen is het belangrijk het begin van deze vaccinatie niet uit te stellen.
    Voor het eerste vaccinatieschema (3 injecties) voltooid is, dus tot de leeftijd van 4 maanden (16 weken), is de baby nog steeds vatbaar voor een infectie.
  • Kinderen
    Het effect van een kinkhoestvaccin neemt geleidelijk af. Daarom wordt op de leeftijd van 5-7 jaar (normaal in het eerste leerjaar) een herhalingsinenting gegeven. Daarvoor wordt een tetravalent vaccin gebruikt dat bescherming biedt tegen 4 infectieziekten: poliomyelitis, difterie, tetanus en pertussis.
    Op de leeftijd van 14-15 jaar (derde jaar secundair) wordt een tweede herhalingsvaccin gegeven met een trivalent vaccin dat bescherming biedt tegen 3 infectie-ziekten: difterie, tetanus en pertussis (volwassen dosis dTpa). Deze vaccins zijn gratis.
  • Volwassenen
    Wie als kind geen volledige basisvaccinatie kreeg tegen kinkhoest of wie veel in contact komt met jonge kinderen kan best éénmaal een vaccin tegen difterie, tetanus en kinkhoest krijgen dat aangepast is voor de volwassen leeftijd.
    Dit geldt zeker voor toekomstige ouders of ouders die pas een kind hebben gekregen, en iedereen die familiaal of professioneel regelmatig in contact komt met jonge baby’s ("cocoon" vaccinatie), onder meer :
     naaste familiecontacten (grootouders, inwonende gezinsleden, etc),
     gynaecologen, pediaters, huisartsen
     verzorgend personeel van pediatrische diensten, materniteiten en kinderdagver-blijven, met inbegrip van onthaalmoeders.

Vaccinatie wordt ook aanbevolen voor huisartsen, pediaters en gynaecologen.

Een interval van 1 maand tussen een vroegere dT en een dTpa inenting wordt als veilig minimum interval beschouwd (dit interval is gebaseerd op de gegevens beschikbaar uit de literatuur).

Prof. A. Malfroot - UZ Brussel

Bronnen :
 Crowcroft. Lancet 2006; 367: 1926-36
 Cornia. N Engl J Med 2007; 357: 14
 Halperin et al. Pediatr Infect Dis J 2006;25:195-200
 Scheifele et al. Pediatr Infect Dis J 2005;24(12): 1059-1066
 Beytout et al. Hum Vaccines 2009;5(5): 315-321.
 EUVAC-NET pertussis
 Rohani et al. Science 2010; 330: 982
 ACIP recommendations MMWR May 30, 2008 / 57 (04);1-47,51
 Forsyth KD, Wirsing von Konig C-H, Tan T, Caro J, Plotkin S. Vaccine 2007; 25: 2634-2642
 The Sanford Guide to Antimicrobial Therapy 21st Edition of the Belgian / Luxembourg Version 2010-2011
 Hoge gezondheidsraad -aanbevelingen


Abonneer u op de nieuwsbrief